Archeologische vindplaats terrein CRV Wirdum niet ‘willens en wetens vernietigd’

‘De terp uit de IJzertijd op de locatie van de nieuwbouw is vermoedelijk groter geweest dan de onderzochte bouwput’, concludeert Fryslân. Volgens de provincie betrof de klacht dat gemeente Leeuwarden ‘een groot deel van de belangrijke archeologische vindplaats willens en wetens zonder verantwoorde afweging heeft laten vernietigen’. De indiener van de klacht verzocht de provincie om gemeente Leeuwarden hierop aan te spreken.

Naar aanleiding van de klacht heeft de provincie in 2018 schriftelijke vragen gesteld aan gemeente Leeuwarden vond er in maart dit jaar een vervolgoverleg plaats. Het beeld dat provincie Fryslân heeft is dat de eerste interpretatie van boringen en proefsleuven tijdens de opgraving op het terrein van CRV leidend zijn geweest. ‘Dit heeft ertoe geleid dat de betrokkenen het niet voor mogelijk hebben gehouden dat de archeologische informatie zich tot in de zuidelijke bouwput kon uitstrekken’, aldus de provincie.

Zorgvuldiger

Hoewel de Fryslân stelt dat er geen sprake is van het bewust vernietigen van een archeologische vindplaats, benoemt de provincie dat een aantal zaken ‘wellicht zorgvuldiger hadden kunnen worden aangepakt’. Derhalve doet de provincie de burgemeester en wethouders van Leeuwarden een aantal aanbevelingen. Zo adviseert de provincie de gemeente om in toekomstige gevallen meer tijd in te ruimen voor benodigd archeologisch onderzoek en volgens protocol te werken.

Provincie Leeuwarden adviseert gemeente Leeuwarden ook om vergunningsvoorschriften met een verbod van bouwwerkzaamheden voorafgaande aan de afronding van het archeologisch duidelijker te redigeren. Bij de voorbereiding van de nieuwbouw van het CRV-kernfokbedrijf is er namelijk een vergunningsvoorschrift overtreden: er werd al met de bouwwerkzaamheden begonnen voordat het archeologische veldwerk was afgerond, aldus Fryslân.