Friese politiek wil geen beperkingen voor de landbouw in weidevogelgebieden

Weidevogelkerngebieden en weidevogelparels zijn in de omgevingsverordening aangewezen als bijzondere provinciale natuurgebieden. Dat zorgde voor grote onrust onder boeren, omdat ze vrezen dat de landbouwgrond ee natuurbestemming krijgt. Dit zou dan mogelijk tot de beperking van agrarische activiteiten zou kunnen leiden. LTO Noord trok hierover aan de bel en ook in diverse bezwaren kwam deze zorg terug.
BBB kreeg die signalen ook en diende tijdens de Statenvergadering, waarin de Omgevingsverordening werd besproken, een motie in om de onrust onder boeren weg te nemen. „Landbouw is cruciaal voor de habitat van weidevogels", stelt Statenlid Harm Wiegersma. „De bescherming van weidevogels gaat niet zonder boeren. Zij hebben geen vertrouwen in het provinciale beleid en zijn bang dat het eigendomsrecht wordt aangetast."
Geen belemmeringen
De motie roept het Friese provinciebstuur oproept om erop toe te zien dat er geen belemerringen voor het agrarisch gebruik in te stellen, inclusief schadebestrijding en faunabeheer. Ook moet het college van Gedeputeerde Staten in gesprek gaan met landbouworganisaties, agrarische collectieven, BFVW te onderzoeken of een wijziging van provinciaal natuurgebied naar provinciaal landschap meer draagvlak geeft. De motie werd aangenomen.
Volgens Hanneke Goede (SP) kan de aanpassing niet zomaar. „Tussen een provinciaal natuurgebied en provinicaal landschap zitten ontzettend veel verschillen. Wat betekent deze aanpassing? Wat zijn de consequenties van deze motie?"
Charda Kuipers (GrienLinks) sluit zich bij de SP aan. „Deze motie gaat over beeldvorming. Daarin gaat ook veel mis. Ik kan best begrijpen dat er wordt gezegd dat boeren noodzakelijk zijn voor het behoud van weidevogels. Is BBB zich ook bewust van de beeldvorming die andersom dreigt te gebeuren? In de motie staat benoemd dat boeren zijn belangrijk voor weidevogels en het behoud daarvan. Maar, het mag niet ten koste gaan van middelengebruik, faunabeheer en de uitbreiding van landbouwactivitieiten?"
Wiegersma reageert: „Boeren hebben een zorgplicht voor de weidevogels, ogneact of zij in een beheergebeid zitten of niet."
Consequenties aanpassing term
Het college van Gedeputeerde Staten gaf aan dat er
Het college van Gedeputeerde Staten gaat uitzoeken wat het precies betekent als de term 'bijzonder provinciaal natuurgebied' wordt veranderd naar 'bijzonder provinciaal landschap' en of hier juridische consequentes aan kleven. Daarnaast gaat zeu itzoeken hoe de betrokken partijen hier in staan. Provinciale Staten wordt hierover op de hoogte gebracht. „We kunnen nu nog niet zeggen wat precies het verschil is en hoe de andere partijen er in staan", zo laat een woordvoerder van GS weten.
Gelijk speelveld voor gangbaar en biologisch
Bij het debat dienden CDA en BBB ook een motie in, waarbij het speelveld tussen de biologische en gangbare houderij gelijk wordt getrokken.
In de Omgevingsverordening wordt onderscheid gemaakt tussen grondgebonden en niet-grondgebonden veehouderij. De provincie was de provincie voornemens om het begrip voor niet-grondgebonden veehouderij, aan te passen. Door het biologisch houden van dieren uit te sluiten in de begripsbepaling kan bijvoorbeeld een biologische pluimvee- of varkenshouderij toch gebruikmaken van een bestaand grondgebonden agrarisch perceel. Volgens de twee partijen worden daarmee de mogelijkheden voor niet-grondgebonden veehouderijen om zich nieuw te vestigen in Friesland, beperkt.
Wiegersma geeft een voorbeeld: „Een biologische boer kan wel uitbreiden omdat hij niet-grondgebonden hoeft te zijn. Als een gangbare boer komt, dan moet hij per se grondgebonden zijn. Een biologische boer die niet-grondgebonden is kan zijn gang gaan door de uitzondering. Dat kan niet waar zijn, vinden wij als BBB. De gangbare sector moet hetzelfde behandeld worden als de biologische."
De partijen zijn niet tegen de uitbreiding van vestigingsmogelijkheden voor zowel niet-grondgebonden als grondgebonden bedrijven, maar vinden dat het onderscheid tussen gangbaar en biologisch niet past binnen het vastgestelde landbouwbeleid, waarbij boerdiversiteit het uitgangspunt is.
Een meerderheid van de Staten vond dat ook en stemde voor het amendement.